Lokale lasten

De lokale lasten zijn een belangrijke inkomstenbron voor de gemeente, betaald door burgers en bedrijven.

Deze inkomsten worden verkregen op grond van publiekrechtelijke regels. De lokale lasten kunnen worden onderverdeeld in heffingen, waarvan de hoogte van de tarieven gekoppeld is aan de kosten, zoals het rioolheffing en de afvalstoffenheffing en bij heffingen waar dit niet het geval is, zoals onroerende zaakbelastingen.

De lokale lasten grijpen direct in op het besteedbare inkomen van de burger. Daarom is het van groot belang om inzicht te verkrijgen in het verloop van de jaarlijkse woonlasten ten opzichte van het jaar daar aan voorafgaand. In de hierna volgende cijferopstellingen en grafieken wordt voor de meerpersoonshuishoudens het verloop van de woonlasten aangegeven.

Beleidskader

Het beleidsuitgangspunt bij alle heffingen is dat de jaarlijkse verhoging beperkt blijft tot de inflatiecorrectie. Dit heeft tot gevolg dat alle heffingen trendmatig worden verhoogd met 2,3 %. Uitzondering hierop zijn de rioolheffingen (+1% extra verhoging), de onroerendezaakbelasting (+20% extra verhoging), parkeerbelasting (+22% extra verhoging). Het tarief toeristenbelasting, deze gaat van € 2,00 naar € 2,75. De afvalstoffenheffing, de reinigingsrechten worden in verband met de invoer van diftar in zijn geheel aangepast. De tarieven en aanpassingen worden verder in deze paragraaf uitgelegd.

Overzicht belastingen en heffingen

1. ¹ Als gevolg van coronacrisis is de raming naheffingsaanslag eenmalige verlaagd in 2020
2. ² Als gevolg van coronacrisis is de raming toeristenbelasting eenmalige verlaagd in 2020.

Tarieven 2021

Ten aanzien van 2021 wordt verder het volgende opgemerkt:

Afvalstoffenheffing/Reinigingsrecht

Vanaf 2021 wordt Diftar (differentiatie tarief) ingevoerd, mét verrekening op het aanbieden van restafval. De totale kosten voor de taak afval bedragen in 2021 € 6.814.000. Om deze opbrengst te realiseren binnen de reinigingsheffingen dienen de tarieven te wijzigen. Uitgangspunten hierbij zijn:

• Binnen Diftar wordt aan de burger een vast bedrag opgelegd op basis van een één- of meerpersoonshuishouden en een variabel deel op basis van het aantal ledigingen / aanbiedingen per jaar voor een rolcontainer of een ondergrondse container.

• In het vaste bedrag zijn 3 ledigingen verdisconteerd.

• Het vaste bedrag wordt opgelegd in het lopende jaar. Dat is het bedrag dat wordt opgelegd in het jaar waarin Diftar start (2021). Het variabel deel op basis van het aantal ledigingen / aanbiedingen per inzamelmiddel, wordt opgelegd in het jaar daarop (2022). Dit, omdat pas aan het einde van het jaar bekend is hoeveel ledigingen/aanbiedingen zijn gedaan per adres.

  Hierdoor hebben we in het eerste jaar te maken met een overgangsjaar.

• Bij de berekening van het variabele deel is, op basis van landelijke cijfers, uitgegaan van een gemiddeld aantal ledigingen van 10 voor een 240 liter container. De aantallen voor een 140 liter container en een 40 liter ondergrondse container worden hiervan, naar rato, afgeleid. Dit geldt ook voor de tarieven.

OZB

De onroerende zaakbelastingen worden gebaseerd op de taxatiewaarde van een object, in het kader van de Wet WOZ. Deze waarde wordt jaarlijks bepaald. In oktober wordt op basis van de beschikbare cijfers de totale waarde van het onroerend goed bepaald. De werkelijke percentages worden voor het einde van 2020 gepresenteerd. Naast de inflatiepercentage van 2,3%, wordt de ozb extra verhoogd met 20%. Daarnaast wordt 2,5% in mindering gebracht omdat dit een eenmalige verhoging in 2020 betrof. De totale verhoging wordt 19,8%.

Parkeerheffing

De parkeertarieven voor het maaiveld worden naast het inflatiepercentage van 2,3% extra verhoogd met 22%. Het betreft hier een verhoging van het maaiveld parkeren. De parkeertarieven van de parkeergarages worden alleen verhoogd met het inflatiepercentage.

Rioolheffing

De trendmatige verhoging van 2,3 %, op basis van het gemeentelijk rioleringsplan, wordt tot en met 2022 met 1% extra verhoogd. De totale verhoging betreft dus 3,3% in 2020.

Hondenbelasting

Ook de hondenbelasting wordt uitsluitend trendmatig verhoogd (2,3%).

Precariobelasting

De precariobelasting is in 2016 uitgebreid met de kabelbelasting. Deze heffing kan nog worden geheven tot 1 januari 2022. De tarieven voor deze heffing worden uitsluitend trendmatig verhoogd (2,3%) met uitzondering van de tarieven voor de kabelbelasting. Deze tarieven blijven tot 2022 gelijk. Er loopt nog een beroepsprocedure tegen de kabelbelasting. Omdat de uitkomst hiervan onzeker is, is voor de desbetreffende opbrengst een voorziening gerealiseerd. De tarieven voor precarioheffing voor terrassen is in 2020 met 50% verlaagd vanwege de corona maatregelen. Het voorstel is om ook dit voor 2021 toe te passen.

Toeristenbelasting

De toeristenbelasting wordt verhoogd naar € 2,75 voor het hoge tarief en € 1,80 voor het lage tarief. Met de voorgestelde verhoging hanteren wij vergelijkbare tarieven als andere referentie gemeenten met een centrumfunctie. Zo hanteert Breda op dit moment eenzelfde tarief. Delft, Den Bosch en Eindhoven hanteren tarieven tussen de € 3,00 en € 3,50.

Forensenbelasting

De woonforensenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf houden, er op meer dan negentig dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. de forensenbelasting is een percentage van de WOZ waarde. De definitieve tarieven kunnen pas worden bepaald na vaststelling van de WOZ waarde. de tarieven worden met de inflatiepercentage van 2,3% verhoogd.

Leges

De leges worden trendmatig verhoogd met 2,3%. Vorig jaar is reeds vastgesteld dat de leges omgevingsvergunning een maximum hebben van € 500.000.

Lokale lastendruk

Alle tarieven stijgen met de inflatiecorrectie (2,3%) m.u.v. de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, ozb en de toeristenbelasting. Voor de rioolheffingen geldt dat in het Gemeentelijk Riolering Plan (GRP) is uitgegaan van een jaarlijkse extra stijging met 1%. Voor de afvalstoffenheffing geldt dat de tarieven stijgen met 3,3% incl. de index van 2,3%. Voor de Onroerende zaakbelasting geldt dat deze stijgt met de index + 20%. Hierdoor neemt de belastingdruk in 2021 toe.

Wat dit betekent voor een eigenaar van een pand met een WOZ waarde van € 190.000 in 2021 ten opzichte van 2020 wordt grafisch weergegeven in figuur 1. Wat dit voor gevolgen heeft voor de gebruiker wordt in figuur 2 weergegeven.

^{figuur 1}

^{figuur 2}

Kwijtscheldingsbeleid

Een inwoner van Middelburg kan kwijtschelding krijgen voor de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. Dit kan indien het inkomen zo laag is dat niet aan de betalingsverplichting kan worden voldaan, ook niet door middel van een betalingsregeling. Of iemand in aanmerking komt voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding is afhankelijk van de persoonlijke financiële situatie. Voor de provincie Zeeland geldt dat de beoordeling of een burger in aanmerking komt voor kwijtschelding wordt uitgevoerd door Sabewa Zeeland. Dit wordt gedaan aan de hand van een door elke gemeente vastgestelde leidraad. Sabewa Zeeland beoordeelt ook de aanvragen om kwijtschelding van het Waterschap. Deze werkwijze heeft als voordeel dat de burger slechts 1 verzoek hoeft in te dienen voor zowel de waterschapslasten als de gemeentelijke heffingen. De burger komt hierbij eerder in aanmerking voor kwijtschelding omdat de gemeentelijke en waterschapslasten tegelijkertijd worden meegenomen in de beoordeling. De beoordeling is uniform voor de gehele provincie Zeeland.

Kostenonderbouwing tarieven

In de begroting moet in de paragraaf lokale heffingen een overzicht van baten en lasten worden opgenomen voor de heffingen waarbij sprake is van het verhalen van kosten. Bij de hierna opgesomde heffingen is hiervan sprake. Bij deze heffingen is het toegestaan om maximaal 100% van de kosten te dekken. Dit is in de gemeente Middelburg het uitgangspunt. In de onderstaande gegevens worden de totale geraamde kosten en baten met elkaar vergeleken en wordt het kostendekkingspercentage genoemd. Alle onderstaande heffingen voldoen aan het criterium, maximaal 100% dekking met uitzondering van de scheepvaartrechten en de marktgelden.

Reinigingsrechten

Rioolheffing

Marktgelden

Begrafenisrechten

Scheepvaartrechten

Leges Titel I, II en III

Omdat de leges over tal van producten wordt geheven en hierboven het gemiddelde kostendekkingspercentage is aangegeven wordt in onderstaande tabel de kostendekking per hoofdstuk in de legesverordening aangegeven.

In de volgende tabel wordt het kostendekkingspercentage per titel weergegeven en vervolgens per hoofdstuk. Per hoofdstuk wordt duidelijk dat bij een aantal producten de baten beduidend hoger zijn dan de kosten. Door kruissubsidiering toe te passen op de verschillende hoofdstukken per titel is er sprake van volledige kostendekking bij Titel 2.